‘Smart city’ is geen modewoord, maar een must. Een concept dat ons zal helpen om huizenhoge uitdagingen aan te gaan. Zoals (inter)stedelijke mobiliteit, energie-efficiëntie, circulaire economie, gebouwbeheer,… Smart city hubs Watt Factory (Gent) en The Beacon (Antwerpen) slaan via een gemeenschappelijk acceleratorprogramma de handen in elkaar om start-ups rond smart city-toepassingen de nodige ondersteuning te bieden. Filip Vandamme (Watt Factory) en Wim De Waele (The Beacon) geven tekst en uitleg.

We staan elk jaar langer in de file. De klimaatproblemen blijven zich opstapelen. Er worden vragen gesteld over de efficiëntie van energiebevoorrading. Allemaal issues waarin smart city een heel belangrijke rol kan spelen. Want door het inzetten van technologie (Iot, AI,…) en de interpretatie van data wordt het mogelijk om oplossingen uit te werken die bijdragen tot een gezonde, veilige en aangename leef- en werkomgeving. Kortom, tot meer levenskwaliteit.

“Smart city is uiteraard geen toverwoord dat alle problemen uit de weg zal ruimen”, nuanceert Filip Vandamme van Watt Factory. “Wel een technologisch middel om tot meer efficiëntie te komen. Met economische en ecologische duurzaamheid als rode draad, want die twee hoeven elkaar niet uit te sluiten.”

Een mooi voorbeeld van efficiëntie via (nieuwe) technologie is Helicus, een bedrijf dat drones inzet om medicijnen en andere kritische goederen te transporteren tussen ziekenhuizen. Drukte op de weg is namelijk een heel belangrijke hinderpaal voor snelle en cruciale transporten. Helicus neemt dit kritische element weg, via een oplossing die nieuwe hard- en software combineert.

Toepassingen op vlak van mobiliteit

Levenskwaliteit is bij smart city echt key. En onder die paraplu gaan enorm veel opportuniteiten schuil. “Denk alleen al binnen het domein van mobiliteit aan autonoom rijden, of aan multimodaliteit in combinatie met mobility hubs”, gaat Vandamme verder. “Zo kan je op basis van real-time en open data via sensoren intelligente modellen ontwikkelen waarbij mensen de trein nemen en vanaf het station de zogenaamde last mile afleggen met de fiets, e-bike of e-step. Een interessante start-up in dat opzicht is Mobit, met zijn last mile-deelfietsenoplossing aan stations, zodat (bedrijfs)wagens op stal kunnen blijven.”

“Ook Battmobiel in Gent is hier het vermelden waard. Deze start-up creëert hybride deelplatformen. Dat betekent dat particulieren en bedrijven hun eigen wagen(s) ter beschikking stellen van anderen. Zo worden die wagens optimaal ingezet.”

Filip Vandamme van Watt Factory

Energie en gebouwbeheer

Ook rond energie is heel veel mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van slimme energieopslag en -uitwisseling tussen industrie, kantoren en residentiële omgevingen. Op die manier wordt iedereen tegelijk consument en producent, op termijn misschien zelfs onafhankelijk van het energienet. Intelligent gebouwbeheer is een derde luik waarrond heel wat start-ups werken. Zo wil men vastgoed steeds flexibeler gaan invullen, door bijvoorbeeld woon-, horeca- en werkfuncties te combineren en zo te vermijden dat kantoorwijken ’s avonds leegstromen.

Langetermijnvisie vereist

Dat alles vergt wel een visie op langere termijn”, aldus Wim De Waele van The Beacon. “Want stel dat we door slimme oplossingen de auto uit de stad krijgen, dan moeten we nu al gaan nadenken over hoe we die grote ondergrondse parkings gaan herbestemmen. Dat klinkt misschien contradictorisch, want door de snelle digitalisering is het vandaag onmogelijk te zeggen hoe een slimme stad er binnen pakweg 30 jaar zal uitzien. Wat ik met langetermijnvisie bedoel, is een kader waarbinnen je dingen mogelijk maakt. Je kan bijvoorbeeld nadenken over hoe je wil dat je stad er dan zal uitzien op vlak van ruimtelijke ordening of leefomgeving.”

Door de snelle digitalisering is het vandaag onmogelijk te zeggen hoe een slimme stad er binnen pakweg 30 jaar zal uitzien

“Neem nu het voorbeeld van Kopenhagen, dat zegt: tegen 2025 willen we als stad volledig CO2-neutraal zijn. Binnen dat kader kan je dan oplossingen op korte termijn inzetten en ruimte bieden voor ruimte aan ondernemerschap en nieuwe ideeën. Dergelijke quick wins zijn zeker voor start-ups belangrijk, omdat zij de luxe van grote bedrijven niet hebben om tien jaar aan een oplossing te werken.”

“Bijkomend voordeel van zo’n langetermijnvisie of kader is dat je op die manier vermijdt dat smart city gewoon wat spielerei wordt. Ik geef hier graag het voorbeeld van Seafar, dat inzet op autonome binnenscheepvaart. Wat stellen we namelijk vast? Dat er veel te veel vrachtverkeer op de weg is. Dat komt deels omdat de haven van Antwerpen niet goed ontsloten is: amper 6 procent van de bulk in de haven vertrekt bijvoorbeeld vandaar via het spoor. Dat is veel te weinig. Autonome binnenvaart kan hier dus een belangrijke rol in spelen. Ook al omdat het blijkbaar erg moeilijk is om schippers voor binnenvaartschepen te vinden. Dit voorbeeld klinkt als een nicheoplossing, maar heeft wel heel veel potentieel. Omdat ze perfect past binnen dat bredere kader van betere mobiliteit.

Wim De Waele (The Beacon)

Alles aan elkaar gelinkt

Met mobiliteit, energie en gebouwen werden daarnet drie domeinen genoemd, maar dit mag niet de indruk wekken dat die los van elkaar staan. “Binnen smart city is alles aan elkaar gelinkt”, gaat Wim De Waele verder. “De nieuwe manier van wonen, slimme real estate ontwikkeling, stedelijke mobiliteit: al die zaken moeten met elkaar in interactie gaan. Want wat is bijvoorbeeld dé grootste oorzaak van files? Het feit dat lintbebouwing in Vlaanderen zo alomtegenwoordig is en iedereen dus ver van de stad en het openbaar vervoer woont. Met alle verkeerschaos van dien. Je moet dus het hele stedenbouwkundige plaatje bekijken. En zelfs nog verder uitzoomen.”

Het feit dat wij als Antwerpse en Gentse hub samenwerken toont aan dat we ook interstedelijk moeten denken

“Het feit dat wij als Antwerpse en Gentse hub samenwerken toont namelijk aan dat we ook interstedelijk moeten denken. De verkeersproblemen in Antwerpen verdwijnen nu eenmaal niet aan de grens van Antwerpen. Uiteraard mogen we de specifieke problemen van de stad niet uit het oog verliezen, maar smart city mag nooit een race tussen steden worden. Een beetje competitie kan uiteraard geen kwaad, maar de meeste problemen zijn van dien aard dat ze gezamenlijk moeten aangepakt worden.

“Ook de opportuniteiten moeten zo breed mogelijk gecapteerd worden als ze impactvol willen zijn. Zodat bedrijven niet telkens specifieke oplossingen moeten gaan bouwen voor specifieke problemen. Het heeft in dat opzicht ook geen zin om data stad per stad te beheren. Dat moet minstens op Vlaams niveau gedeeld worden, zodat iedereen ermee aan de slag kan.”

Inzetten op proeftuinen

Beide heren zijn er van overtuigd dat de stad van de toekomst smart zal zijn of niet zal zijn. “Digitalisering zal namelijk alleen maar meer aan invloed winnen in de publieke ruimte”, aldus Wim Dewaele. “Maar om de oplossingen efficiënt in die publieke ruimte uit te rollen, moeten we sterk inzetten op zogenaamde living labs of proeftuinen. Daarbinnen kunnen start-ups hun nieuwe technologie valideren, in nauwe samenwerking met overheden, kennisinstellingen en bedrijvenclusters.”

“De grote uitdaging is vooral hoe je die pilootprojecten vervolgens succesvol en breed uitrolt. Daar botst het, zeker in een stedelijke context, wel eens met het fenomeen van de vaak complexe en vooral langdurige openbare aanbestedingen. Een mooi voorbeeld van hoe het wel moet, is de beslissing van Antwerpen om alle 200.000 watermeters te digitaliseren. Ze zijn gestart met een proeftuinproject van 1.000 watermeters gestart, vervolgens hebben ze dat geschaald naar 10.000, om vervolgens alle overige watermeters te digitaliseren. Die flow zit goed, en dat is een must als je impact wil genereren.”

En wat met de burger?

Maar is smart city dan vooral een bottom-upverhaal, waarbij start-ups en gevestigde bedrijven met oplossingen komen, of vooral top-down, waarbij de overheden en kennisinstellingen het voortouw nemen? “Allebei natuurlijk”, aldus Filip Vandamme. “Start-ups kunnen wel met innovatieve ontwikkelingen komen, maar daarnaast moet de overheid proactief projecten uitrollen, want alleen dan zal er kritische massa komen.”

“Ook moet ze gestandaardiseerde dataplatformstructuren creëren, zodat start-ups met die data hun nieuwe applicaties kunnen voeden. Die interactie tussen infrastructuur en toepassingen is heel belangrijk.”

En laten we naast bedrijven en overheden de derde partij niet vergeten die in mee in het bad moet getrokken worden: de burger. Want die moet bereid zijn een deel van zijn privacy op te geven – bijvoorbeeld zijn mobiliteitsbewegingen die door sensoren worden geregistreerd. Het is aan de stedelijke of Vlaamse overheid om duidelijk te maken dat met die data meerwaarde mee wordt gecreëerd, dat de burger toegang tot die informatie heeft én dat die informatie niet met derden zal worden gedeeld. Alleen op die manier creëer je goodwill.”