Is er iets aan de hand als het gaat om het opleiden van leerlingen voor hun (arbeids)toekomst? Ja, concludeert hoogleraar onderwijspsychologie en universiteitshoogleraar aan de Open Universiteit Paul A. Kirschner: bijna 125.000 MBO-studenten worden opgeleid voor banen die op zeer korte termijn misschien niet meer door mensen worden gedaan. Hij geeft ook een mogelijke aanpak om het anders te doen, maar heeft geen hoge verwachtingen over wat de overheid daar mee gaat doen.

In The Future of Jobs: Employment, Skills and Workforce Strategy for the Fourth Industrial Revolution schat het World Economic Forum dat 65% van de kinderen die vandaag naar de basisschool gaat uiteindelijk een baan zullen aannemen die nu nog niet bestaat.

Tot en met het einde van de 20e eeuw was automatisering en daarna computerisering van functies vooral gericht op routinematige en fysieke taken. Daarna ook op routinematige cognitieve taken.

De groei en volwassenwording van kunstmatige intelligentie, data analytics en machinaal leren zorgen ervoor dat we in de nabije toekomst waarschijnlijk ook minder mensen nodig zullen hebben in functies die minder of zelfs niet-routinematige fysieke en cognitieve vaardigheden vereisen.

Het is aannemelijk dat groot deel van MBO-studenten nu een opleiding volgt voor beroepen waarvan we nu al weten dat ze op zeer korte termijn niet of nauwelijks meer door mensen zullen worden uitgevoerd.

In zijn onderzoek hoe we leerlingen moeten voorbereiden op (nog) niet bestaande jobs, laat hoogleraar Paul A. Kirschner zien dat het aannemelijk is dat hier en nu bijna 125.000 van de 475.000 MBO-studenten een opleiding volgen voor beroepen waarvan we nu al weten dat ze – gezien de ‘robotisering’ (zowel fysiek als virtueel in de vorm van internet ‘bots’) – op zeer korte termijn niet of nauwelijks meer door mensen zullen worden uitgevoerd. Het gaat dan om opleidingen voor ondersteunend, representatief administratief werk en financieel-administratieve of juridische beroepen op middenniveau.

Hoe we op die ontwikkeling moeten anticiperen, is een zorg die ook de Nederlandse PO-Raad uit in haar nota Nú investeren in onderwijs van morgen: Manifest voor ict in het funderend onderwijs:

De digitale economie is geen utopie meer maar realiteit. Nieuwe banen, nieuwe vormen van samenwerken en nieuwe technologieën bepalen hoe de arbeidsmarkt en het leven er straks uitzien voor kinderen die nu de basisschoolleeftijd hebben of op de middelbare school zitten. Het is noodzakelijk hen hierop voor te bereiden en leerlingen de kennis en vaardigheden te geven om optimaal te kunnen functioneren in een digitale maatschappij.

Maar over welke kennis en vaardigheden hebben we het dan?

Met zijn, als deel van een NIAS-fellowship (Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) en door NSvP Innovatief in Werk bekostigde onderzoek hoopt de hoogleraar die vraag te beantwoorden.

Het is dringend nodig om leerlingen de kennis en vaardigheden te geven om optimaal te kunnen functioneren in een digitale maatschappij.

In het rapport Het voorbereiden van leerlingen op (nog) niet bestaande banen zet hij een eerste op onderzoek geïnformeerde stap richting een mogelijke aanpak voor het dilemma hoe we kinderen en jongeren opleiden voor een steeds langere en onzekere (arbeids)toekomst.

21e-eeuwse vaardigheden

Voor die aanpak vallen Kirschner twee zaken op. Ten eerste: er is onduidelijkheid over welke kennis, vaardigheden en attitudes in de toekomst nodig zijn. Ten tweede: de zogenoemde 21e-eeuwse vaardigheden zijn duidelijk noch eenduidig.

Volgens Kirschner zijn het grootste deel van de vaardigheden die als 21e-eeuws worden aangeduid vaardigheden die al “sinds mensenheugenis noodzakelijk waren en gebruikt werden,” zegt Kirschner als ik hem aan de telefoon heb, “Sinds de tijd van de jager/verzamelaars hebben groepen mensen met elkaar moeten samenwerken om maar eens wat te noemen. Men had honger en moest dat creatief oplossen en daarvoor communiceren. Zo ontwikkelden ze gewassen en talen."

"Ik kan me dus niets onzinnigers bedenken dan al die vaardigheden die 21e-eeuwse vaardigheden genoemd worden. Als je kijkt naar de overgrote meerderheid van de dingen die door de experts in het onderzoek genoemd zijn, kun je zeggen: ‘die kennen we al lang’. Biologisch-primaire vaardigheden van David Geary: met elkaar kunnen communiceren, creatief kunnen denken, problemen oplossen.”

De enige vaardigheden die in zijn rapport echt als 21e-eeuws aangemerkt worden, zijn informatiegeletterdheid en informatiemanagement. Informatiegeletterdheid is het kunnen zoeken, identificeren, op kwaliteit en betrouwbaarheid evalueren en effectief gebruiken van verkregen informatie. Informatiemanagement gaat om het kunnen vastleggen, beheren en delen van verkregen informatie.

Toekomstbestendig leren

Belangrijker dan de 21e-eeuwse vaardigheden is het volgens Kirschner en zijn NIAS-collega Juliette Walma van der Molen om over toekomstbestendig leren te spreken. Het verwerven van de vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op een stabiele, bestendige manier te blijven leren in onze snel veranderende wereld. Duidelijk is dat leerlingen daarvoor een stevige basiskennis en vaardigheden moeten krijgen, stelt het rapport.

“Dat is duidelijk”, zegt Kirschner, “omdat je überhaupt niet kunt denken, laat staan creatief denken, zonder kennis te hebben. Wil je dat men kan denken, problemen kan oplossen of creatief kan zijn, dan heb je daar kennis voor nodig. En hoe meer kennis, hoe dieper men kan denken en hoe creatiever men kan zijn. Als ik tegen jou zeg: denk eens over de kwantumlading van de derde elektronenring van een uraniumatoom en geef me daar een antwoord over. Je kunt niet denken zonder kennis. Zo ken ik een heleboel mensen die praten over dingen waar ze niets van weten.”

Wil je dat men kan denken, problemen kan oplossen of creatief kan zijn, dan heb je daar kennis voor nodig. En hoe meer kennis, hoe dieper men kan denken en hoe creatiever men kan zijn.

Met literatuurstudie en empirisch onderzoek onder onderwijzers, onderwijsonderzoekers, HR-mensen van grote bedrijven met een bewezen expertise wereldwijd heeft Kirschner met de ordeningstechniek multidimensional scaling een vijftiental clusters van ideeën geïdentificeerd waaraan het onderwijs zou moeten werken om te zorgen dat de leerlingen van vandaag toekomstbestendig worden.

Die clusters zijn: kritisch denken, transfer van vaardigheden, hogere-orde denken, competenties (kennis, vaardigheden, attitudes), metacognitie en reflectie, versterken van het gevoel van kunnen (zelfbeeld), leren in authentieke situaties, integratie van school en beroep, samenwerking, docentprofessionalisering, informatiegeletterdheid, herontwerp de school, geletterdheid (in brede zin), informatievaardigheden en leren voor de toekomst.

Uitspraken die representatief zijn voor de verschillende clusters:
1. Kritisch denken

  • Ze leren kritisch te denken om zich te kunnen aanpassen als vereisten veranderen.
  • Ze leren kritisch te denken om problemen te kunnen oplossen.

2. Transfer van vaardigheden

  • Demonstreren hoe vaardigheden toegepast kunnen worden in nieuwe, relevante, of interessante situaties.
  • zorgen dat huidige vaardigheden kunnen worden toegepast in nieuwe contexten (e.g., daag hen uit om dit te bevorderen).

3. Hogere-orde denken

  • Vaardigheden adresseren op een hoger niveau.
  • Training geven in Agile Thinking en in projectmanagement.

4. Competenties (Kennis, Vaardigheden, Attitudes)

  • Focus op het ontwikkelen van competenties (combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes).
  • Ontwikkel hun vermogen om nieuwe kennis te bouwen.


5. Metacognitie & Reflectie

  • Help hen leren hun persoonlijke doelen te bepalen, te monitoren en te bereiken.
  • Focus op meta-vaardigheden (leren te leren, creëren van zelfbewustzijn wat betreft hun competenties).

6. Het gevoel van kunnen (zelfbeeld)

  • Bouw sterke persoonlijkheden en identiteiten die flexibel genoeg zijn om een portfolio carrière te maken.
  • Laat ze leren waar zij goed in zijn en geef ze vertrouwen daarin.

7. Leren in authentieke situaties

  • Laat ze op een praktische manier leren.
  • Maak leren gebeuren door ‘real world projects’.

8. Integreer school en beroep

  • Voorkom het doceren van vaardigheden die onthecht zijn van context en betekenis.
  • Organiseer lange-termijn stage programs in bedrijven met intensieve coaching.

9. Samenwerking

  • Zorg dat samenwerking en communicatie gedurende de leerervaring vereist zijn.
  • Leer ze het belang van professionele netwerken gedurende hun carrière.

10. Docent-professionalisering

  • Zorg dat alle lerarenopleidingen ICT-vaardigheidstrainingen opnemen.
  • Zorg dat leerkrachten doorlopende ICT opfris- en ontwikkelingsmogelijkheden krijgen.

11. Informatiegeletterdheid

  • Stel leerlingen bloot aan verschillende nieuwe technologieën om hen de exponentiële aard van technologische ontwikkelingen te laten begrijpen.
  • Zorg dat informatiegeletterdheid van een secondaire set van vaardigheden naar een onafhankelijke ‘cross-cutting’ discipline in het curriculum wordt verheven.

12. Herontwerp de school

  • Breek de muren tussen verschillende schoolvakken af.
  • Implementeer ‘badging’ om leerlingen zonder diploma of certificaten de kans te geven hoger op de arbeidsladder te klimmen.
  • Ophouden met het bouwen van scholen en bouw ecosystemen waar kinderen kunnen leren en ontwikkelen.

13. Geletterdheid (in brede zin)

  • Doceer sleutel geletterdheid- en gecijferdheidvaardigheden [EN: literacy and numeracy skills].
  • leer ze hoe zij informatievaardigheden kunnen gebruiken in het beroepsonderwijs om informatie te kiezen en verwerken.

14. Informatievaardigheden

  • Neem de illusie weg dat alle vereiste vaardigheden nieuw zijn of dat oudere vaardigheden verouderd zijn voor nieuwe banen.
  • Leer ze om de kwaliteit van informatie op het internet kritisch te beoordelen.

15. Leren voor de toekomst

  • Leer ze hun eigen banen te ontwerpen.
  • Maak kinderen (en hun ouders) bewust van het feit dat werknemers in de toekomst autodidact moeten zijn.

De door Kirschner geraadpleegde experts hebben vervolgens deze clusters beoordeeld op hoe belangrijk ze zijn (linkerkolom) en hoe haalbaar het is om ze te implementeren (rechterkolom). De belangrijkste en meest haalbare cluster staat bovenaan, aflopend naar het minst belangrijke en minst haalbare cluster onderaan.

Wat daarbij opvalt, is dat clusters van ideeën die door experts zijn beoordeeld als meest belangrijk (Metacognitie & reflectie, Transfer van vaardigheden en Kritisch denken) door hen eveneens beoordeeld zijn als de moeilijkst te implementeren. Andersom zijn de door de experts als meest haalbare en dus makkelijkst te implementeren clusters (Geletterdheid, Informatievaardigheden en Samenwerking) als niet van groot belang beoordeeld bij een school of curriculumherziening.

Dat voelt als een lock-in: wat belangrijk is, is moeilijk haalbaar, wat makkelijker haalbaar is, is minder belangrijk.


Kirschner: “Je moet eraan beginnen maar niet denken dat je het snel voor elkaar kunt krijgen. Je moet beginnen met het laaghangende fruit: informatievaardigheden en goed met elkaar samenwerken. Dat dat als minder belangrijk is beoordeeld, betekent niet dat je het niet moet doen. Voor de moeilijkere zaken moet je meer tijd uittrekken en een langetermijnplanning maken.”

Drietrapsmodel

Om leerlingen en studenten op te leiden voor een langere en onzekere (arbeids)toekomst adviseert het rapport van Kirschner een drietrapsmodel voor het uitzetten van een onderwijsbeleid voor de komende tien tot vijftien jaar.

In de eerste trap krijgen leerlingen een stevige basis aan kennis en vaardigheden als fundament om in de toekomst te functioneren en op voort te bouwen. Kirschner denkt dan aan: “Kunnen lezen, schrijven, topografische kennis, basale kennis van de natuurwetenschappen … Gewoon een mooi palet aan kennis en vaardigheden.”

De tweede trap richt zich op het gevoel krijgen dat ze iets kunnen doen met wat ze hebben geleerd en het kunnen samenwerken met anderen om problemen op te lossen of taken uit te voeren.

Kirschner: “Geef ze het gevoel dat ze ‘iets kunnen doen’, betekent de leerstof, vragen en toetsmomenten op zo’n manier organiseren dat leerlingen met kleine stappen zien dat ze iets bereiken. In plaats van, zoals je vaak bij mensen die het lager en middelbaar beroepsonderwijs hebben gedaan, hoort: ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het niet kon leren. Ze hebben dat gevoel gekregen, omdat de brokken die aangeboden werden veel te groot waren om dat te doen.

Het ligt aan de didactiek die je gebruikt. Iedereen heeft het idee dat personaliseren één op één met ieder kind moet zijn, maar het overgrote deel van de kinderen kan gewoon mee. Het gaat om de uitzonderingen die sneller of langzamer zijn en daar moet je individuele aandacht aan besteden. Een goede trainer of sportcoach gaat iemand echt naar een volgende stap brengen en zegt niet 'morgen moet je zoals Cruijff gaan voetballen'. Een docent die zijn vak dusdanig goed kent, weet wat de eerstvolgende opdracht is die iemand net kan doen om hem of haar het gevoel te geven dat hij of zij het kan.”

De derde trap bouwt voort op de eerste twee en moet er voor zorgen dat de door de experts als zeer belangrijk genoemde clusters bereikt kunnen worden: metacognitie en reflectie, transfer van vaardigheden en kritisch denken.”

Onderwijs handelt op basis van ideetjes en buikgevoelens

Door het hele telefoongesprek heen voel ik een irritatie en frustratie bij de hoogleraar. Naast de onzin van de 21e-eeuwse vaardigheden stelt Kirschner dat het idee dat het onderwijs op de Industriële revolutie gestoeld is, een fabeltje is: het slaat als een tang op een varken.

Als ik u zo hoor, krijg ik het idee dat er niks mis is met het onderwijs zoals het nu is.

Kirschner: “Dat is helemaal niet zo, ik denk dat er heel veel mis is met het onderwijs, maar daar gaat het rapport niet over. Ik denk dat er veel docenten zijn die hun vak niet goed kennen. Dat er heel veel basisschooldocenten zijn die hun moedertaal niet dusdanig beheersen dat ze het ook goed kunnen onderwijzen. Dat ze wiskunde niet goed genoeg beheersen om goed rekenonderwijs te geven. Ik denk dat er veel te weinig geld wordt uitgegeven aan het onderwijs. Ik denk dat de manier waarop klassen ingericht worden niet het meest effectief of efficiënt is … Zo kan ik wel doorgaan, maar daar gaat het rapport niet over. Het gaat niet over wat Paul Kirschner als onderwijswetenschapper vindt, maar wat de bij het onderzoek betrokken experts menen.”

Ja en nee. De dingen die je nu noemt hebben wel effect op de eerste trap, het basisfundament van kennis en vaardigheden. En als die niet goed is of onder druk staat, dan kun je niet naar de tweede en derde trap.

“Dat zou het gevolg kunnen zijn,” erkent Kirschner, “maar dat betekent dat je misschien het onderwijssysteem anders moet aanpakken en inrichten.

De respondenten vinden dat informatievaardigheden aanbrengen bij leerlingen het meest haalbaar is. Als ik ze had gevraagd: ‘en hebben we docenten die goed genoeg opgeleid zijn om dat te doen?’ dan had je misschien een heel andere uitkomst. Maar daar heb ik niet naar gevraagd. Ik ben wetenschapper en rapporteer over wat uit het onderzoek komt en niet wat ik meen.

Wat is dan de toegevoegde waarde van het rapport?

Kirschner: “Het geeft de overheid een idee waar ze aan moeten denken en werken. Het is aan de overheid om te zorgen dat docenten (moeten) beschikken over de nodige informatievaardigheden. Dat ze beschikken over de kennis van hun moedertaal om de geletterdheid goed over te brengen. Dat is de taak van de overheid. Misschien moeten ze zeggen: ‘je mag geen onderwijs geven als je geen masterdiploma hebt.’ Maar dat doen ze niet.”

Maar het rapport geeft niet de aanbevelingen erbij hoe en wat ze moeten doen?

Kirschner: “Ik ben niet ingehuurd om een stappenplan te maken hoe dat gedaan moet worden. Ik heb onderzoek gedaan naar wat experts vinden dat er zou moeten gebeuren. De overheid mag me inhuren om een blauwdruk te maken voor hoe dat bereikt zou kunnen worden, maar dat is een heel andere vraag. Ik heb onderzocht wat men belangrijk vindt en wat men haalbaar acht.”

Hij heeft echter geen brief gekregen van het ministerie van onderwijs in Nederland of Vlaanderen met de woorden: ‘dankjewel, we gaan hier gebruik van maken’. Dat had hij ook niet verwacht, zegt hij als ik hem vraag of hem dat teleurstelt.

Kirschner: “Ik denk dat ik teleurgesteld zou zijn als ik had verwacht dat ze dat deden. Mijn verwachtingen van het handelen van overheden zijn niet bepaald hoog. Ik vind dat jammer, maar ik ben niet teleurgesteld, eerder bevestigd.”

Ik proef een ondertoon van scepticisme.

Kirschner: “Scepticisme is een goed woord. Het klinkt een beetje moeilijk als ik zeg ‘afgemat’, maar het is berustend in de kennis dat scholen, onderwijsinstellingen en overheden niet handelen op basis van empirisch verkregen kennis en informatie. Ze handelen aan de hand van ideetjes, buikgevoelens en overtuigende goeroes, ik noem ze eduquacks; onderwijskwakzalvers, en wat dan ook.

Dat stel ik vast na veertig jaar van aanreikingen, en niet alleen door mij, van zaken waar we van weten dat het werkt, om dan alleen maar te zien dat scholen en overheden gewoon een andere kant op gaan waarvan we of weten dat ze niet werken of geen idee hebben of ze werken. Dat is jammer, maar dat ben ik gewend.

Na veertig jaar stel ik vast dat scholen en overheden gewoon een andere kant op gaan waarvan we of weten dat ze niet werken of geen idee hebben of ze werken. Dat is jammer. Als een bedrijf dat doet, zou het failliet gaan.

Als een bedrijf dat doet, zou het failliet gaan, maar het onderwijs en de overheid zijn wel in staat om te handelen aan de hand van non-kennis en non-feiten. Hierdoor zorgen ze wel voor een inhoudelijk faillissement van ons onderwijs. Erger nog, ze spelen met de meest kostbare ‘natural resource’: onze kinderen, hun toekomst en de toekomst van ons allemaal.”

Scholen niet goed uitgerust voor toekomstbestendig leren

Op basis van empirie en feiten stelt het rapport van Kirschner dat het onderwijs en scholen niet goed zijn uitgerust voor de belangrijke taak om leerlingen en studenten op te leiden voor een langere en onzekere (arbeids)toekomst.

Het rapport geeft daarvoor drie redenen: het onderwijs reageert te traag om veranderingen in de toekomstige arbeidsmarkt in het curriculum op te nemen, is onvoldoende uitgerust om leerlingen voor hun onzekere (arbeids)toekomst op te leiden en het gebruik van ICT is niet goed geïntegreerd in het onderwijs.

“De oplossing,”, zo zegt Kirschner, “is zorgen dat er voldoende financiële middelen zijn, dat docenten beter opgeleid worden, dat de eindtermen goed aansluiten op wat er in het rapport staat … Wat ik zeg, is dat het goed is op te lossen, niet makkelijk en snel, maar het is op te lossen. Hoe langer je er niets aan doet, hoe moeilijker het wordt en langer het duurt voordat het is.”