Tot voor de coronacrisis boomde de markt van (hippe) co-workingruimtes als nooit tevoren, vooral omdat het traditionele kantoorconcept niet meer aansloeg. Maar toen de pandemie toesloeg en thuiswerk van de ene op de andere dag de norm werd, werd dat opeens een heel ander verhaal.

Zo schrapt Fosbury & Sons, dat vijf co-workingspaces heeft in België en Nederland, de plannen om zijn aanbod tegen 2023 naar twaalf locaties uit te breiden, schrijft De Tijd.

“De eerste twee jaar zijn cruciaal voor de groei van een nieuwe coworking', zegt oprichter Maarten Van Gool die onlangs opstapte als CEO. “Onze klanten bleven ons vrij goed trouw maar de nieuwe locaties realiseerden geen groei. Mensen mochten niet naar kantoor. We trokken geen nieuwe klanten aan, terwijl onze huurcontracten bleven lopen.” Investeerders Serge Hannecart en Jaap Rosen Jacobson namen intussen de aandelen over van Van Gool en zijn medeoprichter Stijn Geeraets.

Een andere speler (Welkin & Meraki) heeft zelfs om gerechtelijke ondersteuning gevraagd. De ambities die founder en CEO Alain Brossé bij de opstart in 2018 had -in drie jaar tijd wereldwijd 100 coworkingplekken- zijn intussen niet langer haalbaar.

Niet alleen verliezers, maar ook winnaars

Verrassend genoeg zijn er ook winnaars in dit verhaal: aanbieders van coworkingspaces die wel voordeel haalden uit de lockdownmaatregelen. Met name de flexibele kantoorruimtes in kleinere steden deden het opvallend goed. Mensen die moeilijk konden thuiswerken, zochten een werkplek dicht bij thuis, maar zeker niet in het centrum van Brussel of Antwerpen, luidt de verklaring.

De vraag is nu vooral wat werknemers na de crisis zullen doen en in welke mate het (onvermijdelijke) hybridemodel de manier van werken zal aantasten. Daarom kijken aanbieders van co-workingspaces nu vooral de kat uit de boom in plaats van wilde expansieplannen te maken.