IntuEdrive-founders Jorrit Heidbuchel & Tomas Keppens

Tomas Keppens en Jorrit Heidbuchel, founders van IntuEdrive, zijn allebei autofreaks. Toch focussen ze met hun start-up op de groeiende markt van speed pedelecs. Dat klinkt misschien niet logisch, maar is het absoluut wél. Want door automotive technologie in hun fietsen te integreren, mikken ze expliciet op wagengebruikers. “Wij zien onze speed pedelecs niet als fiets, maar als een duurzame oplossing om de mobiliteit van morgen mee vorm te geven.”

Gestart als hobbyproject

Uit recent onderzoek van SD Worx bleek dat - als gevolg van COVID-19 - minder mensen naar het werk fietsen, maar dat zij die het wel doen doorgaans langere afstanden afleggen. Voor de founders van start-up IntuEdrive moet dat als muziek in de oren klinken. Want hun Ellio-speed pedelecs zijn perfect geschikt voor langere afstanden, maar dan moeten ze er wel eerst zoveel mogelijk mensen zien op te krijgen. “Qua mobiliteitsaanbod voor de woon-werkafstand tussen 15 à 25 kilometer gaapt een enorme leegte die wij willen invullen.”

Ons verhaal begon in 2006 als een soort hobbyproject”, vertelt Tomas Keppens, die destijds geluid- en trillingsingenieur bij Toyota was. “Ik stelde me namelijk de vraag hoe we de fietservaring konden verbeteren en hoe ik de hybride aandrijftechnologie van Toyota zou kunnen vertalen naar een fiets. Echt vanuit de geitenwollensokken-ingesteldheid om de wereld beter te maken door meer mensen op de fiets te krijgen.”

Dat idee bleef jarenlang gewoon kabbelen, maar kwam rond 2016 in een stroomversnelling toen er twee sterke eindwerken aan werden gewijd, die culmineerden in een werkend prototype dat werd ontwikkeld door Jorrit Heidbuchel, toen student burgerlijk ingenieur met als specialisatie voertuigtechnieken. Dat eerste prototype van de speed pedelec oversteeg de verwachtingen in die mate dat Tomas Keppens niet anders kon dan ermee verder te gaan.

Geïnspireerd op E.T.

“Ik heb Jorrit toen gevraagd of hij samen met mij een bedrijf wilde opstarten”, legt Keppens uit. “Dat had twee redenen: ik wilde er niet alleen aan beginnen - mijn geitenwollensokken-mentaliteit had de reality checks van Jorrit nodig - en ik wilde een goede proof of concept. In 2017 hebben we de stap gezet en kregen we een Vlaio-subsidie, waarna we begin 2018 officieel als IntuEdrive naar buiten zijn gekomen.”

“Een toepasselijke naam - onze fietsen zijn elektrisch aangedreven en werken intuïtief - maar fonetisch helaas een hopeloze uitdaging (lacht). Dus moesten we voor de fietsen zelf een andere naam verzinnen. Dat werd Ellio, vooral als een knipoog naar Elliot, het hoofdpersonage uit E.T. dat met zijn BMX voorbij de maan vliegt - waarmee we willen zeggen dat ook onze fietsen net dat tikkeltje meer kunnen.”

Tot nu toe hebben we absoluut geen spijt van die keuze voor een eigen bedrijf. Integendeel, ik heb nu minder stress dan toen ik voor Toyota werkte. Niet omdat er minder problemen zijn - wellicht is het tegendeel waar – maar omdat je er als ondernemer meer vat op hebt. Je verruilt bovendien een pak naïviteit voor realiteit: nu weet ik dat een ideaal of idee niet volstaat, maar dat je winst moet maken en moet groeien om impact te hebben.”

Weinig toegevoegde waarde aan wagens

Als kind droomde Keppens al van een eigen automerk, en ook Heidbuchel is naar eigen zeggen een onvervalste autofreak. Waarom kozen ze dan toch voor de ontwikkeling van een fiets? “Onze droom is eigenlijk algemener dan een wagen: we willen mobiliteit verder brengen dan waar we er vandaag mee staan”, antwoordt laatstgenoemde. “En daar kan de auto momenteel weinig meerwaarde in betekenen. Integendeel: een persoon van 80 kilo in een voertuig van 1.000 kilo is zelfs volledig buiten proportie, en al zeker in het licht van het type verplaatsingen dat we ermee doen. Tel daarbij op dat Tomas een fervente voorstander is van woon-werkverkeer met de fiets, en dan kwam je al snel uit bij ons idee van fietsen met automotive-aandrijving.”

Onze droom is eigenlijk algemener dan een wagen: we willen mobiliteit verder brengen dan waar we er vandaag mee staan

“Ikzelf had nog een bijkomende motivatie: ik ben ingenieur van opleiding, dus maak ik graag dingen en zie graag het resultaat van die inspanning. Auto’s hebben vandaag echter zo’n vastomlijnde vorm dat je daar als ingenieur weinig toegevoegde waarde kunt creëren. Bovendien heb je enorme budgetten en een groot team nodig om from scratch zelf een wagen te ontwikkelen, terwijl de fietsindustrie – en dan zeker die van e-bikes – nog maar aan de start staat. Daar kunnen wij als ingenieursduo perfect wél zelf een fiets maken.”

“Dus ja, ik heb een grote passie voor auto’s maar ben de eerste om toe te geven dat ze als mobiliteitsoplossing niet meer volstaan. En voor alle duidelijkheid: wij zijn niet tegen de auto, die voor een bepaald type verplaatsingen wél de ideale oplossing is, maar iedereen ziet vandaag wel in dat samen en massaal met de auto de verplaatsing naar de stad maken géén goed idee is.”

Activistisch gekoppeld aan praktisch

De term ‘geitenwollensokken’ is al gevallen, maar met hun oplossing willen beide ondernemers net vermijden dat mensen denken dat een duurzame levensstijl inhoudt dat je van alles moet laten – wat die term enigszins suggereert.

“Ik steun Tomas’ activisme”, aldus Jorrit Heidbuchel, “maar ik koppel het aan mijn praktische ingesteldheid. Ik ben er namelijk van overtuigd dat de grote duurzame ommezwaai er maar zal komen als mensen hun levensstijl mogen behouden en tegelijk toegang krijgen tot een betere oplossing. Daarom willen we de e-bike laten opschuiven richting noden van de autogebruiker, die we specifiek als onze doelgroep zien. We willen hem ervan overtuigen dat speed pedelecs die oplossing zijn.”

Ik ben ervan overtuigd dat de grote duurzame ommezwaai er maar zal komen als mensen hun levensstijl mogen behouden en tegelijk toegang krijgen tot een betere oplossing

“En naast snelheid, actieradius, comfort en veiligheid overtuigen we de autogebruiker met argumenten als de fietsvergoeding, en het feit dat België de speed pedelec erkent als aparte voertuigcategorie naast de brommer waardoor die op veel fietspaden mag waar brommers verboden zijn. Bovendien is de fiets- en wegeninfrastructuur in ons land veel beter dan we soms denken en wordt er door de overheid blijvend in geïnvesteerd. Het beste bewijs is misschien wel het feit dat er vandaag meer speed pedelecs rondrijden in België dan in Duitsland.”

Geen ‘het is wat het is’-aanpak

Opmerkelijk is ook dat de founders hun klanten heel sterk betrekken bij het ontwikkelingsproces van de fietsen. Niet alleen gebeurden de verschillende hardware- en software-updates tot nog toe op basis van gebruikerservaring, over de nieuwe bagagekoffer lieten ze hun community zelfs mee beslissen. Niet meer dan logisch, aldus het ondernemersduo. “Je maakt je product voor je gebruikers, niet voor je eigen plezier”, stelt Keppens. “Dus als je wil dat dat product zo goed mogelijk is afgestemd op hun noden, is het evident dat je hen vraagt wat beter kan of waar ze effectief nood aan hebben.”

“Als je dat op de juiste manier doet, kan je bovendien interessante use cases bouwen: zo vragen wij liever aan onze gebruikers waarvoor ze die koffer zouden gebruiken, en niet welk volume ze verkiezen. Want dat wordt uitgedrukt in liter, en de meesten hebben geen idee wat ze zich bij die aantallen moeten voorstellen.”

“Als bedrijf kom je vandaag ook niet meer weg met een ‘het is wat het is’-aanpak”, vult Heidbuchel aan. “Zeker als je software ontwikkelt die klanten dagdagelijks gaan gebruiken, moet je hen daarin betrekken. Het volstaat niet iets te maken en op de markt te gooien. Het fijne is dat je ziet dat zo’n community op een bepaald moment zichzelf gaat aansturen. Zo zien wij in onze Facebook-groep dat Ellio-gebruikers anderen beginnen te helpen, zodat die niet meer louter aangewezen zijn op onze tech support.”

Als bedrijf kom je vandaag niet meer weg met een ‘het is wat het is’-aanpak. Zeker als je software ontwikkelt die klanten dagdagelijks gaan gebruiken, moet je hen daarin betrekken. Het volstaat niet iets te maken en op de markt te gooien

De droom om zelf een auto te ontwikkelen liet het duo varen omdat de auto als mobiliteitsoplossing vandaag niet volstaat. Maar, willen we tot slot weten, gesteld dat het wel zo was en ze kregen carte blanche, hoe zou die mogelijke auto er dan idealiter uit komen te zien? “Ik geloof vandaag heel sterk in mobiliteit als beleving”, antwoordt Keppens. “Daarmee bedoel ik dat je bij onze speed pedelecs, ondanks de automotive-technologie, nog steeds moet trappen.”

“Ik droom bijgevolg van een voertuig waar je 70 kilometer per uur mee haalt en waar je dus mee op de openbare weg mag, maar waarin elektrische ondersteuning wordt gecombineerd met trappers. Binnen tien jaar zie ik dat mogelijk, maar voorlopig blijft het bij een droom. Eerst het buitenland veroveren met onze speed pedelecs.”