Een betekeniseconomie draait niet om winst, maar om maatschappelijke impact. De behoefte aan zin- en betekenisgeving bepaalt steeds meer onze persoonlijke en professionele keuzes. In haar nieuwste boek ‘Ben jij al activist?’ roept de Amsterdamse veranderkundige en organisatie-activiste An Kramer bedrijven op om van grote vraagstukken van onze tijd eindelijk pijlers te maken in hun businessmodel. “Bij véél organisaties beweegt het al, maar bij net zoveel gebeurt er nog steeds niets. Het vergt lef, maar uiteindelijk levert verandering zelfs concurrentievoordeel op. Medewerkers vinden het leuk en raken betrokken, klanten vinden het aantrekkelijk.”

Iedere activist wil een revolutie, élke organisatie kan bakens verzetten. Er is een radicale cultuuromslag nodig voor verandering, maar toch is die eenvoudiger dan je zou denken. Als veranderingsmanager gaat An Kramer ervan uit dat iedereen activist kan zijn. “De nieuwe grote maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering en sociale uitsluiting hebben impact op ons allemaal. We hoeven met z'n allen niet te wachten op de overheid om daar zelf iets mee te beginnen”, zegt de Amsterdamse die ook doceert aan Sioo, het interuniversitair centrum voor organisatie- en veranderkunde.

Tegelijk willen veel ondernemers aan de slag met maatschappelijke vraagstukken. Ik verzamelde prachtige voorbeelden. Bas Timmer is een jonge modemaker die iets wil betekenen voor daklozen nadat de vader van een vriend op de dool was geraakt en op straat stierf door onderkoeling. Bas kwam toen op het idee voor een combinatie van een slaapzak, een jas en een tas. De zwerver aan wie hij het prototype cadeau deed, was er dolblij mee. Bas bedacht dat hij evengoed een hele reeks kon maken – en startte een sociale onderneming. Mét succes: laatst stelde hij de Shelter Suit Foundation voor in New York. Hij heeft nu ook mensen in dienst en in opleiding. Zo is hij voltijds activist geworden.”

Verandering van binnenuit

Minstens zo belangrijk zijn mensen die in bestaande organisaties veranderingen teweeg kunnen brengen. Een voorbeeld daarvan is Stegeman, een vleeswaren- en worstenfabrikant die al sinds 1880 bestaat in Deventer, in de Nederlandse provincie Overijssel. “Bij hun CEO was het inzicht gegroeid dat vlees een groot milieuprobleem vormt. Uiteindelijk slaagden ze erin om 50 procent van de worsten vleesvrij te maken. Vanuit een bestaande, gevestigde organisatie heb je potentieel bijzonder veel impact, stelt Kramer. “Stel je voor dat Shell écht zou besluiten om radicaal over te gaan op duurzame energie. Dat is natuurlijk een extreem voorbeeld. Toch hebben de meeste organisaties een tegelijk overzichtelijke én impactvolle grootte waarmee je sowieso meer verandering teweeg kan brengen dan als individu.”

Maatschappelijk verantwoord ondernemen - vaak afgekort tot MVO - bestaat al lang, maar activisme gaat een eind verder. "Inmiddels zijn de vraagstukken zo groot dat de nood nu echt aan de man is”, benadrukt Kramer. “MVO wordt er nog te vaak gewoon ‘bij’ genomen, terwijl activisme de pijler kan zijn van ieder businessmodel, het hart van ondernemerschap. Dat kan ook bij grote corporates zoals Unilever. Soms is het systeem log door een sterke hiërarchie, maar ik probeer net daar mensen en dus structuren te prikkelen om te veranderen. ‘Kan niet’ bestaat niet, nergens.

CO²-etende vloertegels

Impact creëren is het centrale thema van haar boek ‘Ben jij al activist’, maar waarop dan precies? Wat is de maatstaf? “De 17 sustainable development goals - kortweg SDG’s - van de Verenigde Naties zijn een goede, geijkte leidraad voor de toekomst omdat die samen met burgers ontwikkeld werden”, zegt Kramer. “Zolang je ze maar weer niet in geld of omzet vertaalt.”

“Goed onderwijs is een mooi voorbeeld van een inhoudelijke maatstaf die ertoe doet. Paul Hawken beschrijft in ‘Drawdown. Het meest veelomvattende plan ooit om klimaatontwrichting te keren’ dat er in landen met een zwakke economie die toch onderwijs voor meisjes stimuleren, dat er méér ondernemingen starten, er beter gezorgd wordt voor familieleden,… Zoiets heeft een enorme impact.”

“In mijn boek lees je de case over Interface, een internationaal actief vloerenbedrijf. Sinds de jaren ‘90 roeien ze al tegen de stroom in. Ze streven naar zero emissie, namen bijgevolg definitief afscheid van leveranciers en doen onderzoek naar materialen zoals oude visnetten als grondstof. Hun productieproces helpt ook mensen aan werk. Met producten die niet alleen niet vervuilen, maar ook actief bijdragen aan een betere wereld: daar gaat het om. Interface ontwikkelde zelfs een vloertegel die CO² uit de lucht haalt en onderzoekt hoe je van productievestigingen ecosystemen kunt maken – een fabriek als een bos. De missie gaat met andere woorden veel verder dan louter de bedrijfsvoering.

Die burn-out is ons probleem

De betekeniseconomie dan: een maatschappelijke ontwikkeling waarbij de menselijke behoefte aan zingeving en betekenisgeving en niet winst het gedrag bepaalt. Het begrip werd gelanceerd door Nederlander Kees Klomp en lijkt de lading aardig te dekken. Maar is het niet gewoon nog maar eens een label, naast circulaire economie of donuteconomie?

Betekeniseconomie is een mooi begrip, net omdat ‘betekenis’ er letterlijk in zit”, vindt Kramer. “Mensen zoeken naar betekenis. Dat sluit natuurlijk mooi aan bij mijn vroegere vak. Ik ben van oorsprong psychologe en psychotherapeute, al vind ik zelf dat er teveel gepsychologiseerd wordt. Daar heb ik het over in het hoofdstuk ‘De ander is geen diagnose’. We plakken overal meteen een ziektebeeld op. Voel je je niet lekker, dan ben je depri of heb je een burn-out. Erg beschuldigend is dat, terwijl de manier waarop we onze maatschappij organiseren net zo goed de oorzaak is achter die burn-outs – welke betekenis heeft wat we doen nog?”

Hoge werkdruk creëert burn-outs: wel, dan kun je daar gezamenlijk verantwoordelijkheid voor opnemen

Daarom vind ik een sociologische invalshoek relevanter, maar die impliceert verantwoordelijkheid. Hoe creëren wij die zieke maatschappij samen, hoe lossen we het met elkaar op in plaats van de oorzaak bij een individu te leggen? Een organisatie is een collectief waar je met elkaar gewoontes creëert. Hoge werkdruk creëert burn-outs: wel, dan kun je daar gezamenlijk verantwoordelijkheid voor opnemen. Hetzelfde geldt voor problemen in een straat of een wijk. Onze grote lijnen van denken en handelen veranderen traag maar zeker. Dat zie je nu al in onze collectieve houding over vlees eten, CO²-uitstoot,…”

Het moet nu en niet straks

Een belangrijke trigger voor An Kramer om haar boek te schrijven, was de professionele bocht die ze aan het maken is. “Ik ben mijn beroep aan het herschrijven”, beaamt ze. “Ik noem mezelf nu organisatieactiviste in plaats van -adviseur, omdat ik me realiseerde dat de maatschappij verandert, maar dat de vragen vanuit bedrijven over verandering in al die jaren nauwelijks mee evolueren. Hoe kan ik wat ik doe maatschappelijk méér impact geven, vroeg ik me dus af. In de wetenschap dat er nu veel meer mensen zijn die vanuit hun werksituatie willen bijdragen.”

Maar het gaat traag. Of niet snel genoeg. De redenen daarvoor lopen uiteen. Vaak wordt er gedacht dat er een afgebakend plan nodig is, dat verandering ingewikkeld is, medewerkers niet mee willen of dat het veel geld kost. Er zijn vooroordelen. “Maar bij Interface werd de bedrijfsvoering net goedkoper dankzij duurzamere productie”, zegt Kramer. “En medewerkers vinden hen aantrekkelijker. Draai het even om en ga op zoek naar engagement binnen de organisatie. Ga met elkaar via kleine pilots aan de slag, zoek uit wat werkt en wat niet.”

Medewerkers vinden het leuk en raken betrokken, klanten vinden het aantrekkelijk. Je kan hen daar ook bij betrekken. Het vergt lef, maar uiteindelijk levert verandering zelfs concurrentievoordeel op. Alles staat of valt met ruimte maken voor engagement. Mensen willen meestal deel uitmaken van zo’n verhaal. Er is veel nieuwsgierigheid.”

Huur een ex-crimineel in

Voor start-ups die sterk bezig zijn met kapitaalrondes en winstmarges, komt het erop aan om keuzes te maken. “Match van bij de start je financieel met je maatschappelijk model. Er zijn massa’s voorbeelden, ook in tech. Denk maar aan robots in de ouderenzorg. Starters kunnen elkaar helpen via challenges en hackatons om vernieuwing vorm te geven. Mooi is dat de grenzen overal vervagen. Het collectief Stadmakers telt ook ambtenaren en journalisten. Iedereen werkt aan hetzelfde doel: oplossingen voor een wijk, een sociaal vraagstuk,…”

De ontmoetingen die mijn werk me opleverden, zijn werkelijk fantastisch. Zoals met de mensen van Greyston Bakery die in een ruige buurt van New York een browniebakkerij begonnen – nu de leverancier van Ben & Jerry ijs. Iedereen mocht er komen werken zonder een of andere sollicatieprocedure: ex-criminelen, daklozen,… Het zijn de meest loyale medewerkers die je je kunt indenken, omdat ze er zich niet beoordeeld voelen. Greyston Bakery maakt maximum 2 procent winst: ze willen geen brownies maken, maar mensen helpen.”

“Kijk je zo naar je organisatie, dan wordt er heel veel mogelijk”, benadrukt Kramer. “Ook buiten de Westerse landen: onze wereld zit op een kantelpunt. Het zou helpen mochten we allemaal van elkaar weten waarmee we bezig zijn, ook in China en de VS. De SDG’s zijn niet alleen een houvast maar ook een gemeenschappelijke taal. Als activisten moeten we elkaar vlotter kunnen vinden om kennis te delen en bruggen te slaan.”