Steven De Smet, hoofdcommissaris van de Gentse politie, verwierf vooral bekendheid als de man die van de scheldnaam ‘flikken’ een geuzennaam maakte. Aan de gelijknamige populaire tv-serie kwam na tien jaar een einde. Maar zelf gaat De Smet nog steeds door het leven als ‘DeFlik’, zijn alter ego op Twitter waarmee hij vele duizenden volgers dagelijks laat smullen van zijn ongezouten mening. Ooit hoopt de 61-jarige Gentenaar te zien gebeuren waarvoor hij nu al twaalf jaar op de virtuele barricades staat: een smart politie die haar plaats heeft in the day after tomorrow. “We leven al in een digitale maatschappij, maar functioneren nog als een organisatie uit het industriële tijdperk. Daarom pleit ik voor een nieuwe politie, de huidige structuur hervormen heeft immers weinig zin.” Bloovi luisterde naar zijn vurig pleidooi voor een efficiëntere politie die geen uniform meer draagt, de burger naast zich duldt als extra waakhond én zelf ook actief gebruik maakt van de sociale media.

Sterk veiligheidsnetwerk creëren

Dat ook politie de sociale media dient te integreren in haar dagelijkse werking? Vandaag trap je daarmee een open deur in. Maar Steven De Smet schreeuwde het al in 2005 van de daken en pende het nadien neer in ‘De Nieuwe Politie’, zijn boek dat vandaag - zes jaar na publicatie - nog steeds brandend actueel is.

“Voor ordediensten is het een heel laagdrempelige manier om de bevolking te informeren, met hen in contact te treden en rechtstreeks de dialoog aan te gaan”, zegt de hoofdcommissaris met een sappige Gentse tongval. “Je kan een boodschap heel snel en makkelijk uitzenden naar een omvangrijk publiek. Bovendien maken sociale media van de burger een belangrijke informant. Onderschat dat niet: in 30 procent van de gevallen komt de gouden tip van een burger. Dankzij deze nieuwe vormen van samenwerking creëer je een sterk veiligheidsnetwerk. Bij sociale media draait het om interactie en conversatie, het is niet langer eenrichtingsverkeer. Mensen met elkaar verbinden.”

Sinds de komst van het internet, kan je ook niks meer binnenskamers houden. Dat verklaart waarom ik absoluut een believer ben. Influencers, met veel volgers op sociale media, worden de decision makers en beleidsmakers van morgen. Op zich is dat heel democratisch want als je iets mispeutert, wordt dit meteen afgestraft en ga je automatisch volgers en dus ook impact verliezen.”

Altijd en overal geconnecteerd met de burger

De Smet haalt het voorbeeld aan van Nederland waar honderden wijkagenten sinds jaar en dag ‘gewapend’ zijn met een eigen twitteraccount. “Op die manier zijn zij altijd en overal geconnecteerd met de bevolking, alsook met hun collega’s. Dat maakt dat ze over heel wat informatie van onderuit beschikken. Burgerparticipatie wordt een realiteit, burger en politie moeten veel nauwer gaan samenwerken. Vandaar dat ik toejuich dat jonge politiemensen eigen netwerken creëren. Indien zij daar van hogerhand voldoende vrijheid in krijgen, zie ik het nog goed komen. Maar voor het zover is, moet dat allemaal geïntegreerd worden in de gehele politiewerking.”

We leven al in een digitale wereld, maar functioneren nog steeds als een organisatie uit het industriële tijdperk

“In mijn boek schreef ik daarover het volgende: ‘Zolang beleidsmensen geloven dat het louter over communicatie gaat, en niet over het échte werk, zullen ze vooruitgang tegenhouden. En zolang ze ervan uitgaan dat het op termijn wel vanzelf in orde komt, zal de achterstand vergroten.’ Die cultuur van rechtstreekse dialoog en transparantie, waar onze noorderburen al zo lang mee vertrouwd zijn, moet bij ons nog ingeburgerd geraken.”

Toen Marc De Mesmaeker, de nieuwe commissaris-generaal van de federale politie, bij zijn eedaflegging verkondigde dat er onder zijn bewind geen nieuwe hervormingen meer komen, zal Steven De Smet wel even de wenkbrauwen gefronst hebben. “In deze snel veranderende wereld is vijf jaar ontzettend lang”, klinkt het diplomatisch. “Maar weet je, rekening houdend met de day after tomorrow kunnen we maar beter een nieuwe politie creëren en een volledig nieuw traject uittekenen. Hervormen heeft dan nog weinig zin. We leven al in een digitale wereld, maar functioneren nog steeds als een organisatie uit het industriële tijdperk. Ik zou zelfs verder durven gaan dan het out-of-the-box denken. Wat mij betreft, mag het kader volledig weg en vertrekken we van een wit blad.”

Prediken in de woestijn

Om een en ander te begrijpen, moeten we terug naar 2004, het jaar waarin De Smet door het ongeziene succes van de tv-serie Flikken werd uitgenodigd voor een persoonlijke ontmoeting met Tony Mary, op dat moment de grote baas van de VRT. Tijdens dat gesprek kreeg de Gentse hoofdcommissaris voor het eerst te horen hoe de komst van digitale televisie de beleving in onze leefkamer zou gaan veranderen. “Voor mij was dat een gigantische eyeopener, goed beseffend welke gigantische impact die crossmedialiteit zou hebben op de maatschappij én op het politiewerk. De ultieme wake-upcall kwam enkele maanden later, toen ik voor het eerst een lezing bijwoonde van Peter Hinssen, die ik intussen een goede vriend mag noemen.”

Het minste wat je kan zeggen is dat De Smet een early adopter is op vlak van sociale media. Zijn geloof in de kracht van deze nieuwe communicatiekanalen is opmerkelijk groot. “In 2005 was het voor mij reeds duidelijk dat onze maatschappij danig zou veranderen. En dat de politie zich daaraan moet aanpassen, wil het een rol van betekenis blijven spelen”, vertelt hij. “In het najaar van 2010 postte ik mijn bevindingen onder de titel ‘Een sociale media-strategie voor de politie’ op het internet. Maar op dat moment stond ik nog te prediken in de woestijn. Nu pas begrijp ik ook waarom mensen de boodschap in mijn boek, dat pas twee jaar later (in december 2012; nvdr) uitkwam, niet helemaal begrepen. Ik kwam gewoon te vroeg met mijn verhaal, men was daar nog niet klaar voor.”

Digitale clash

Waar haalt Steven De Smet, 61 intussen, zijn onverwoestbare drive? “Ik doe dit voor mijn kleindochter”, zegt hij zonder aarzelen. “We stevenen af op een digitale clash. Ik heb altijd voorspeld dat die zal plaatsvinden tussen 2018 en 2025, op het moment dat de generatie van mijn kleindochter massaal de arbeidsmarkt betreedt, met een heel andere mindset dan de onze. Het is duidelijk dat mijn generatie - de digitale immigranten - de werkvloer niet heeft voorbereid voor de generatie achter ons, zeker voor jobs waar digitaal het nieuwe normaal wordt. Omdat de huidige werkende generatie, waartoe ik zelf behoor, er niet klaar voor is of er weinig voor voelt om daar actief mee bezig te zijn.”

Het is de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid dat de vernieuwing van onderuit komt. Dat is toch fantastisch!

“Niettemin zie ik het als onze plicht om het pad te effenen voor degenen die er morgen wel mee aan de slag gaan. Het is de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid dat de vernieuwing van onderuit komt. Dat is toch fantastisch! Alleen zijn we totaal niet voorbereid op de wissel van de macht.”

Nood aan nieuwe structuren

Vroeger was het niet alleen vaak prediken in de woestijn, bij momenten kreeg De Smet ook de wind van voren. “Nu mijn pensioen nadert, is men echt gaan geloven dat ik dit enkel doe voor de volgende generaties, en niet voor mezelf. Met ouder te worden ga je inzien dat het soms beter is bepaalde zaken niet te forceren, daarin ben ik dan weer veranderd.”

Beetje bij beetje zetten we stappen in de goede richting, maar nog steeds zijn we in dit land te afhankelijk van de believers die er echt willen voor gaan. Ook al worden zij van hogerhand soms tegengewerkt, door mensen die zich bedreigd voelen door het afbrokkelen van oude hiërarchische structuren. Als die believers ooit de strijd staken, is het terug naar af. Hopelijk komt het nooit zover.”

De Smet windt er geen doekjes om: de nieuwe technologieën die als een tsunami op ons afkomen, vragen om nieuwe structuren. “Of vind jij het normaal dat we in een digitaal tijdperk nog altijd werken met de waarden, normen, structuren en organisaties uit het industriële tijdperk? Het zijn net die verouderde structuren die de noodzakelijke veranderingsprocessen voor een digitaal tijdperk belemmeren.”

“In plaats van volop te anticiperen op de day after tomorrow, zijn we nog bezig met de shit of yesterday. Het digitaliseren van oude processen is niet hetzelfde als innoveren, ook al denken sommigen dat wel. De mindset moet dringend anders, willen we de digitale clash zo zacht mogelijk laten verlopen. Maar dat die er komt, is zeker. In plaats van altijd maar bezig te zijn in de frontoffice, zouden we beter nieuwe waarden en normen vastleggen in de backoffice. We hebben ons te lang gedragen als koeien die naar een voorbijrazende trein staren.”

Uber in veiligheid

“Of we het nu leuk vinden of niet, de verhouding tussen burger en politie verandert”, vervolgt De Smet zijn betoog. “Ik zou graag hebben dat de generatie van mijn kleindochter nog over een reguliere politie kan beschikken. En daarmee bedoel ik: een democratische, door de overheid gecontroleerde politie. Wat als er een Uber in veiligheid komt? Want de vraag is niet of die er komt, wel wanneer.”

We moeten meer rendement halen uit de co-creatie met burgers. Want eigenlijk mag je vandaag als politie blij zijn dat je überhaupt nog betrokken wordt

Het is belangrijk dat de politie mee in de cockpit blijft zitten, maar daarvoor moeten we wel op de digitale trein springen. Liever vandaag dan morgen. Overal ter wereld zijn er jonge gasten die zich op het internet amuseren met het oplossen van misdrijven. We moeten hen daar dankbaar voor zijn, en zo veel mogelijk de krachten proberen bundelen. Meer rendement halen uit co-creatie met burgers! Eigenlijk mag je vandaag als politie blij zijn dat je überhaupt nog betrokken wordt.”

In een geconnecteerde samenleving is het opletten geblazen dat we onszelf niet uit de markt laten duwen, door een privatisering van de maatschappelijke veiligheid. Want de tendens dat steeds meer mensen het heft zelf in handen nemen, is volop gaande: niet enkel via privédetectives, ze plaatsen ook zelf camerabeelden van dieven op Facebook, of een geval van verkeersagressie dat werd gefilmd met een dashcam of smartphone.”

Het gezag dat de politie vroeger afdwong door de sterren en strepen op het uniform moet ze vandaag vooral verdienen door erkenning en herkenning

Het is de burger die bepaalt hoe we met hem kunnen communiceren en niet andersom, beklemtoont De Smet. “Het gezag dat de politie vroeger afdwong door de sterren en strepen op het uniform moet ze vandaag vooral verdienen door erkenning en herkenning. In het digitale tijdperk speelt de reputatie van de politieman of -vrouw een steeds grotere rol. Het zogezegd centraal stellen van de burger, blijkt vaak een holle frase. De politie stuurt dit aan vanuit een dienstenaanbod gericht op operationele efficiëntie maar hoe overtuig je de burger zonder hem voor het hoofd te stoten? Door de huidige kakofonie op sociale media van alle verschillende politiediensten, korpsen, logo’s, apps,..., is die herkenning helemaal weg.”

Politie als netwerkorganisatie

Idealiter komt er een volledig nieuwe politie, vindt De Smet. “Dé politie bestaat niet voor mij, dat klinkt veel te abstract, ook al heeft die in het verleden haar nut bewezen. Wat wel zeker is dat we vandaag op een punt zijn gekomen dat we de politieorganisatie zoals die vandaag bestaat, mogen afschrijven. De sterktes die we toen hadden, zijn nu zwaktes geworden. In een digitaal tijdperk moet het uitgangspunt zijn: wat wil de burger? Het moment is gekomen om terug te keren naar de echte kerntaken van de politie.”

Wat die core business dan wel is in the day after tomorrow? “De gemeenschap beschermen, al zal dat in de toekomst met andere wapens zijn dan wat ze vandaag draagt. Neem nu verkeersveiligheid, dat blijft uiteraard belangrijk, maar in mijn ogen is dat geen politietaak meer.”

In zijn boek staat daarover het volgende: 'De politieorganisatie dient zich om te vormen tot een sterke netwerkorganisatie, rekening houdend met de eisen van de netwerkmaatschappij waardoor we makkelijker en sneller kunnen inspelen op concrete bewegingen en trends binnen andere netwerken. Het komt erop neer dat we op een andere, ‘nieuwe’ manier moeten leren denken. De burger naast ons dulden, als extra waakhond.'

'Sociale netwerksites kunnen door politie ook gebruikt worden om overtreders van de wet te betrappen. Bovendien zijn het strategische instrumenten om burgers tot participatie aan te sporen doordat ze zorgen voor veranderingen in gebruikersrollen. Zo kunnen burgers andere burgers in het oog houden en indien nodig publiekelijk aan de schandpaal nagelen. Of allerlei problemen delen met anderen.'

Netcentrisch werken zoals in ‘24’

Ook de politieopleiding moet dringend anders, vindt Steven De Smet. “Daar waar er nu slechts één functieprofiel is, zullen we in de toekomst veel functiespecifieker moeten rekruteren. Bovendien zorgt het nieuwe informatietijdperk ervoor dat kennis en diploma’s ondergeschikt zijn aan vaardigheden en competenties. Terwijl iedereen vindt dat de politie in ons land onderbemand is, ben ik van mening dat we nog te veel politiemensen hebben. Alleen doen we niet het juiste werk, omdat we nog met oude structuren zitten. Een 'sterke’ politie gaat niet over aantallen maar over een efficiëntere organisatie en (op)leiding.”

Terwijl iedereen vindt dat de politie in ons land onderbemand is, ben ik van mening dat we nog te veel politiemensen hebben. Alleen doen we niet het juiste werk, omdat we nog met oude structuren zitten

“Ik vind het fantastisch om mensen te verbinden en warm te maken voor de oprichting van een smart politie”, besluit Steven De Smet zijn discours met een positieve noot. “De Amerikaanse televisieserie ‘24’ laat zien hoe we als politie moeten evolueren naar het netcentrisch werken.”

Of het na zes jaar geen tijd is voor een nieuw boek, willen we tot slot nog weten. “Mijn ego is al groot genoeg”, antwoordt hij met een kwinkslag. “Laat ons liever eindelijk de daad bij het woord voeren. Want de misdaad is al gedigitaliseerd, nu de politie nog.”